Tijdens een rondetafelgesprek over het aanbestedingsbeleid heeft professor Elisabetta Manunza de Tweede Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat drie verbeterpunten gegeven om de aanbestedingspraktijk aan te passen.

Elisabetta Manunza gaf de commissie drie ontwikkelpunten mee:

  1. Het hanteren van ‘goed opdrachtgeverschap’ als uitgangspunt.
  2. Een centrale visie en consistent beleid om (geopolitiek) verantwoord en doelmatig aan te besteden met gebruikmaking van alle juridische mogelijkheden.
  3. Het beter realiseren van duurzaamheidsdoelstellingen middels overheidsaanbestedingen.

Goed opdrachtgeverschap

Onder het eerste punt van ‘goed opdrachtgeverschap’ verstaat Elisabetta Manunza dat de overheid altijd de belangen van de hele samenleving meeweegt bij aanbestedingen. Daarmee moeten negatieve effecten op natuur en leefbaarheid ook mee worden genomen in de kosten van een overheidsopdracht. Hierdoor zullen overheidsaanbestedingen een positieve invloed krijgen op het Nederlandse milieu- en veiligheidsbeleid.

Consistent beleid

Het tweede punt, een centrale visie en consistent beleid, is bedoeld om de positieve impact van aanbestedingen op zaken als duurzaamheid, inclusiviteit en (geopolitieke) veiligheid te maximaliseren. Eenduidiger overheidsbeleid levert bovendien voor ondernemers veel op, zij kunnen gericht op de langere termijn investeren en hun kennis opbouwen. Ook voor veiligheid moet voldoende aandacht zijn door bijvoorbeeld adequate screeningssystemen. Bovendien moeten aanbestedingsprocedures- en contracten eenvoudiger worden om de samenwerking tussen overheid en markt te verbeteren.

Duurzaamheidsdoelstellingen

Het derde advies, het beter realiseren van duurzaamheidsdoelstellingen, is bedoeld om het thema minder vrijblijvend te maken en milieurecht net zo fundamenteel te maken als andere beginselen van het aanbestedingsrecht. Bovendien moet de competitie verbeteren en niet zozeer vergroten. Marktpartijen verschillen veel van elkaar, inkopers moeten de markt via consultaties goed leren kennen en op die manier eerlijke mededinging realiseren.

 

Bron: Universiteit Utrecht