Is het terecht dat veel organisaties al snel kijken naar inkopers als het gaat om duurzaamheid? Volgens Joost Lucassen, coördinator inkoop bij Veiligheidsregio Holland Midden, is dat niet het geval als ze zich alleen op inkoop richten. Hij schrijft dat in een blog op de website van Facto.
Lucassen geeft als voorbeeld het Rijk dat veel verwacht van inkoop bij duurzaamheid met stellingen zoals: ‘Bewust inkopen vormt een krachtig instrument om belangrijke duurzaamheiddoelstellingen te bereiken’ of ‘U benut uw inkoop voor het realiseren van meer duurzaamheid en het voorkomen van negatieve effecten op milieu en sociale aspecten.’ De gedacht daarachter is vaak dat inkopers ‘toch gewoon duurzamere spullen kunnen inkopen’. ‘Inkoop’ betreft echter vaak het inkopen van nieuwe producten. “En laat dat nou zo ongeveer het meest niet-duurzame zijn wat je kunt doen. Want 29% van de CO2-uitstoot komt door aanschaf van producten en als je daar nog kleding en voedsel bij optelt is dat zelfs 54% (althans, van een huishouden)”, aldus Lucassen. Dat betreft dan bovendien nog niet eens grondstoffengebruik, afvalstoffenproductie, watervervuiling, kwaliteit van de leefomgeving of arbeidsomstandigheden. “Spullen (in)kopen is dus heel erg niet duurzaam.”
Inkoop betrekken in de strategie- en ontwerpfase
Volgens Lucassen gaan inkopers vaak alleen over ‘hoe’ de organisatie iets aanschaft. ‘Wat de organisatie inkoopt’ hangt af van de medewerkers met inhoudelijk verstand van wat nodig is, oftewel de vakspecialisten. Die zouden daarvoor op de hoogte moeten zijn van de ’10 R’en’ voor circulariteit (1. Refuse, 2. Rethink, 3. Reduce, 4. Re-use, 5. Repair 6. Refurbish, 7. Remanufacture, 8. Repurpose, 9. Recycle, 10. Recover). Het checken daarvan zou volgens Lucassen zo vroeg mogelijk in het inkooptraject moeten gebeuren, want hoe later in het inkoopproces hoe moeilijker zaken nog zijn aan te passen. Wil inkoop wat betekenen op duurzaamheidsgebied dan moet inkoop al in de strategie/ontwerpfase worden betrokken.
Bron: Facto